Bitter weinig heb ik gelezen, de voorbije maanden. Zo weinig dat ik het terug gewoon moet worden om mij met een boek in de zetel te zetten, nu het vakantie is. Hoe het komt, dat ik minder lees? Tja, door een boek eigenlijk. Een tijd geleden las ik Boost, van Goedele Leyssen. Zij schrijft zo enthousiast over yoga, dat ik er ook aan begonnen ben. Ondertussen voel ik mij al ongemakkelijk als ik een paar dagen mijn yogamat niet heb gezien. En het eerste slachtoffer daarvan is mijn leestijd…
In april las ik wel De mooie voedselmachine, waarin Giulia Enders ons verteringsstelsel van naaldje tot draadje uit de doeken doet. Geen boek om op mijn blog te bespreken, vond ik zo. Maar ik kan het wel ten zeerste aanbevelen: het boek is speels en leerrijk, een ontdekkingsreis door uw darm, als het ware.
Op een verloren zondag las ik ook nog Verbroken beloftes van Jenny Offill. Het is een boek over het moederschap, over het huwelijk en over het met moeite bij elkaar houden van dat huwelijk. De Standaard Letteren had het aangekondigd als “een experiment van verpletterende schoonheid”.
Zelf vond ik het niet slecht, maar verpletterend zou ik het niet durven noemen. Ik denk dat het vooral de opsommerige stijl was, die me stoorde. Een verzameling van gebeurtenissen, gedachten en citaten, telkens gescheiden door een witregel. In het interview in de standaard vertelt de auteur dat het boek met opzet fragmentarisch is geschreven, omdat het leven van een moeder dat ook is. Maar als ik mij als moeder ’s avonds in de zetel zet met een boek – kindjes in bed – dan lees ik toch liever een vlotte tekst.
Herkenbaar en ontroerend, dat wel, maar geen boek waar je je kan in ingraven. Voor mij een beetje een teleurstelling dus…