De Toverberg – Thomas Mann

Elk jaar probeer ik minstens één “klassieker” gelezen te krijgen. Met klassieker bedoel ik: een meesterwerk uit het verleden. Een boek dat minstens 20 jaar oud is, maar nog altijd staat als een huis. Een boek dat als inspiratiebron diende voor andere schrijvers, of waar vaak naar wordt verwezen. Een mijlpaal in de literaire geschiedenis kortom.

Voor dit jaar stond “De Toverberg” op het programma (uitgegeven in 1924). Na 150 pagina’s gelezen te hebben, heb ik er even het bijltje bij neergelegd. Het was me te hoogdravend, te lastig lezen. Ik heb mezelf toegesproken: “je bent helemaal niet verplicht om dat boek te lezen; lezen moet in de eerste plaats ontspannend zijn”. Vreemd genoeg gaf me dat een relaxed gevoel en de zin om voort te lezen.

de toverberg

Het verhaal is vrij banaal, en kort samen te vatten: Hans Castorp gaat zijn neef bezoeken in sanatorium Berghof. In plaats van na drie weken terug te keren naar het laagland, blijft hij 7 jaar in de bergen van Davos.

Het sanatorium is bevolkt door mensen die het aan hun luchtwegen hebben. De doden sturen ze in een lijkzak op skilatten naar beneden. Maar minstens zoveel als er zieken zijn, zijn er in het sanatorium “mensen die helemaal niet ziek waren en die hier volkomen vrijwillig woonden, onder het officiële voorwendsel dat ze in lichte vorm aangetast waren, maar in werkelijkheid alleen voor hun plezier en omdat de manier van leven van de zieken hun wel aanstond.”

Snel na zijn aankomst beweren de dokters dat Castorp “anemisch” is. Nu ben ik geen expert, maar het lijkt mij dat dit ook door de hoogte verklaard kan worden. Na drie weken in de bergen heeft hij iets wat op een verkoudheid lijkt en krijgt hij het doktersadvies om boven te blijven. Castorp gaat daar gewillig op in, waarschijnlijk vooral omdat hij ondertussen verliefd is geworden op Klavdia Chauchat, “die haar leven gescheiden van haar man en zonder trouwring in allerlei hersteloorden doorbracht, die zich verre van onberispelijk gedroeg, de deur achter zicht dicht liet vallen, broodballetjes draaide en ongetwijfeld op haar nagels beet”.

Maar het is niet alleen Chauchat die Castorp boven houdt. Hij voelt snel dat hij erg geschikt is voor het trage leven in “de Berghof”, waar een andere atmosfeer en andere regels gelden dan in “het Laagland”.  Pas na een slordige zeven jaar (met WOI voor de deur), komt de ommekeer:

Hans Castorp keek om zich heen… Hij zag niets dan mistroostige, boosaardige dingen en hij wist wat hij zag: het leven zonder tijd, het leven zonder zorgen of hoop, het leven als stagnerend bedrijvige liederlijkheid, het dode leven.

Het hele verhaal is slechts een aanleiding voor Mann om te filosoferen over het leven, over politiek, over de tijd,… Het personage Lodovico Settembrini, een Italiaanse literator die ook in het sanatorium verblijft, spendeert uren aan discussie met Hans Castorp. Sommige van die debatten zijn interessant, andere gedateerd en moeilijk te volgen. Het zijn vooral die filosofische excursies die van het boek een taaie turf om lezen maken.

Kunnen we de tijd vertellen, de tijd zelf, als zodanig, op zichzelf? Waarachtig nee, dat zou een dwaze onderneming zijn! Een vertelling die als volgt zou gaan: ‘De tijd verstreek, zij ging voorbij, de tijd stroomde’ enzovoort, dat zou niemand bij volle verstand een vertelling willen noemen. Het zou zoiets zijn als hersenloos een uur lang een en dezelfde toon of hetzelfde akkoord aanhouden – en dat als muziek verkopen.

Tijd is ook wat je moet hebben als je deze klassieker gelezen wil krijgen. Ik heb er twee maanden over gedaan. Zo lang ik met verlof was, heb ik graag en geduldig gelezen, maar van zodra mijn vrije tijd weer beperkter was, had ik nog maar weinig geduld met het boek. Al bij al ben ik blij dat ik deze historische kolos verorberd heb, maar nu heb ik toch vooral zin in een dun en recent exemplaar!