“De renner” is het verslag van een wielerwedstrijd: de Ronde van de Mont Aigoual. Het is geen verslag zoals je in de krant leest, geschreven door een journalist die de wedstrijd van aan de zijlijn heeft gezien. Tim Krabbé rijdt zelf mee en laat ons in zijn hoofd kijken.
Dat levert een heel interessant perspectief op. Je weet niet alleen wie wanneer demarreert, maar je voelt ook de angst in de afdaling, de pijn wanneer de achtervolging ingezet wordt, de regen die doorweekt. Je kan het psychologisch spel dat zo’n koers is, van op de eerste rij volgen. De dromen als ze meestrijden voor de winst en de wanhoop als het de verkeerde kant uitgaat.
Je bewustzijn is klein op een fiets. Hoe zwaarder de inspanning, hoe kleiner. Iedere beginnende gedachte is meteen helemaal waar, iedere onverwachte gebeurtenis is iets wat je altijd al geweten had maar even vergeten was. Een doorhamerende zin uit een liedje, een steeds opnieuw begonnen deelsom, een uitvergrote boosheid op iemand is voldoende om je gedachten te vullen.
Het relaas is doorspekt met anekdotes uit vroegere wedstrijden van Krabbé en straffe verhalen uit de wielergeschiedenis. Krabbé kijkt met heimwee terug naar de tijd waarin wielrennen een heroïsche strijd was, op gammele fietsen en over slechte wegen:
Ach, had ik toen renner mogen zijn. Want al het lijden verandert na de eindstreep in een herinnering aan genot, en hoe groter het lijden is geweest, hoe meer genot. Dat is de wederdienst van de natuur aan de renners voor de hommage die ze haar brengen door te lijden. Fluwelen kussens, safariparken, zonnebrillen, de mensen zijn wollen muizen geworden. Ze hebben nog steeds de lichamen waarmee ze vijf dagen en vier nachten door een sneeuwwoestijn kunnen lopen, zonder voedsel, maar ze laten zich schouderklopjes geven als ze een fietstochtje van een uur gemaakt hebben. “Goed van jou.” In plaats van zich erkentelijk te tonen voor de regen door nat te worden lopen de mensen met paraplu’s. De natuur is een oude dame met weinig aanbidders meer, wie nog van haar charmes gebruik wil maken, die beloont zij hartstochtelijk.
Daarom zijn er renners.
Lijden heb je nodig. Literatuur is een uitwas.
Krabbé mag dan een subtopper gebleven zijn als wielrenner, als schrijver fietst hij moeiteloos met de kopgroep mee. Misschien moet je een voorliefde hebben voor het wielrennen om dit boekje helemaal te smaken, maar toch denk ik dat iedereen die van sport én literatuur houdt, hiervan kan genieten.